Ga naar inhoud

Interpretatie handelingen van de wegbeheerder

Inleiding

Wegbeheerders (en andere autoriteiten zoals bijvoorbeeld de politie) hebben vanuit hun onderhoudstaken, wegwerkzaamheden, doorstromingsverbetering, brugbediening etc. invloed op de beschikbaarheid van de wegeninfrastructuur. Het gevolg van de uitvoering van hun taken is dat de beschikbaarheidsstatus van infrastructurele objecten kan wijzigen. Deze wijzigingen worden handelingen genoemd, en zijn in bepaalde gevallen gepland (denk aan een afsluitingen bij wegwerkzaamheden) en in andere gevallen ongepland (denk aan afsluitingen als gevolg van een ongeval). Handelingen gelden voor één object. De resulterende informatie over de beschikbaarheidsstatus van objecten als wegen, bruggen, spitsstroken toe-en afritten enzovoorts maken deel uit van de datadiensten die statusgegevens leveren.

De beschrijving hieronder bevat aanwijzingen ten aanzien van het implementeren van informatie die tot de categorie “handelingen van wegbeheerders” behoort.

Hoe verloopt de gebeurtenis

Voor handelingen van wegbeheerders is een standaard verloop (statuscyclus) vastgesteld. Dit verloop wordt weergegeven met de onderstaande afbeelding:

image

Het verloop maakt onderscheid in de volgende statussen:

  • Rust status (tot b)
  • Overgang van rust naar actieve status (van b tot c)
  • Actieve status (van c tot d)
  • Overgang van actieve naar rust status (van d tot e)
  • Normale of rust status (na e)

Afhankelijk van de context wordt de cyclus volledig of maar gedeeltelijk gebruikt (bijvoorbeeld alleen een bericht waarin is aangegeven dat de actieve status is ingegaan). Bij het gebruik van een enkel de actieve status beeindigd deze status zodra het bericht beeindigd. Indien de overgang statussen niet bekend zijn, wordt de actieve status geacht te lopen van de overgang van rust naar actieve status tot normale of rust status.

Gebruik Situation en SituationRecord hierbij

Een gebeurtenis wordt beschreven middels een situation met daarin opgenomen 1 of meerdere SituationRecords voor de handelingen behorende bij de gebeurtenis. Een situation is actief gedurende het gehele verloop van de gebeurtenis, een situationRecord is actief gedurende het verloop van een handeling. Een situationRecord van het type OperatorAction beschrijft een handeling (van 1 object en 1 statuscyclus) binnen het verloop van de gebeurtenis. Een statuscyclus kan bestaan uit een herhaling van de logische cyclus van actieve status naar rust status. Deze perioden van actief worden van de statuswijziging wordt vastgelegd door twee of meer verschijningen van het attribuut validPeriod. Naast het gebruik van validPeriod kunnen de herhalingen ook opgenomen zijn in losse situationRecords. Hierbij dient er wel voor gezorgd te zijn dat een actief record beeindigd wordt zodra een volgende aanvangt.

De status van de handeling wordt binnen het SituationRecord aangeduid met behulp van het element operatorActionStatus:

Status Waarde
Normale of rust status approved (Alleen als er sprake is van een aankondiging)
Overgang van rust naar actieve status beingImplemented
Actieve status implemented
Overgang van actieve naar rust status beingTerminated

De handeling kan vooraf worden aangekondigd door een situationRecord met het element operatorActionStatus met de waarde “approved” en een starttijd in de toekomst. Het beëindigen van een situationRecord geschiedt door het verzenden van een situation met daarin de niet beëindigde SituationRecords. De ontvanger dient ervan uit te gaan dat het gerefereerde object weer zijn normale of ruststatus heeft. Hij dient het corresponderende tijdstip zelf vast te stellen op basis van het ontvangen bericht. Het beëindigen van een situation geschiedt door lifeCycleManagement bij de laatste situationRecord (of SituationRecords in geval er meerdere tegelijkertijd eindigen) die beëindigd worden. Onderstaande tabel beschrijft de inhoud van het situationRecord en levensduur van de verschillende statussen gedurende het verloop van de status cyclus.

image

Gebruik van validity hierbij

Het element Validity in een situationRecord is bedoeld om de actieve periode van de handeling aan te geven. Zodra de operatorActionStatus van een object van de status approved naar beingImplemented of implemented wijzigt, volgt onderstaande update:

  • In geval van een situationRecord met alleen één OverallPeriod en geen verdere verbijzondering via meerdere validPeriod(s) dient de overallStartTime te worden aangepast aan het moment van statuswijziging. Alsmede de startOfPeriod van de eenmalig opgenomen validPeriod.
  • In geval van een situationRecord waarin meer dan één validPeriod is opgenomen, wordt als volgt gehandeld:
    • Zodra de start van de eerstvolgende validPeriod, of de aankondigingstijd is bereikt, worden binnen de situatie drie handelingen verricht:
    • Er wordt een nieuw situationRecord gecreëerd met daarin een kopie van het oorspronkelijke SituationRecord. Dit nieuwe record bevat een validityTimeSpecification (en dus geen valid periods meer) waarin de overallStartTime en (indien bekend) overallEndTime gelijk zijn aan de actieve validPeriod van het oorspronkelijke record. Dit nieuwe record wordt verder afgehandeld als hierboven beschreven.
    • Het bestaande situationRecord wordt aangepast door de actuele validPeriod uit het record te halen. De overallStartTime en overallEndTime blijven ongewijzigd.
    • Een allElementUpdate versturen met daarin deze twee voornoemde wijzigingen

Het gebruik van exceptionPeriod is ongewenst en zal dus niet snel voorkomen. De semantische betekenis is dat in het tijdsinterval dat binnen de exceptionPeriod valt de status in rust/inactief is. In het geval de gebeurtenis in het SituationRecord uitloopt, dient uiterlijk op het moment dat de oorspronkelijke eindtijd is bereikt een update te worden verzonden waarin of de eindtijd is aangepast aan de nieuwe verwachting, of de eindtijd niet meer is vermeld. Een record waarin een actieve gebeurtenis wordt gemeld, mag geen eindtijd in het verleden hebben. Om aan te geven dat een situationRecord uitgelopen is t.o.v. de oorspronkelijk aangegeven eindtijd, kan de verzendende partij gebruik maken van het attribuut overRunning.

Ga terug naar de vorige pagina