Ga naar inhoud

De basisstructuur van het NWB

Het NWB-Wegen is een geo-informatie bestand van nagenoeg alle wegen in Nederland. Geo-informatie, ofwel informatie met een ruimtelijke component, maakt het mogelijk om informatie over objecten (de wegen) te kunnen koppelen aan een locatie. Bij de opslag van geo-informatie worden de objectgegevens vaak in twee delen beschreven:

  1. De geografie (ook wel geometrie), waarin de coördinaten van de objecten - de locatie ervan op aarde in een bepaald coördinatiestelsel - worden beschreven.
  2. De administratieve gegevens (de attributen), waarin de objectkenmerken worden beschreven. Dit wordt ook wel aangeduid als de administratieve objectgegevens.

Ieder geo-informatie object heeft een locatie (coördinaten) en bepaalde objectkenmerken (attributen). De geografische basisobjecten waaruit het NWB is opgebouwd zijn wegvakken en juncties. Voorbeelden van attributen van het NWB zijn de wegbeheerder, routenummer en baan(sub)soorten.
De reden dat geografische en administratieve gegevens in twee aparte delen worden beschreven, heeft te maken met het feit dat het lezen, opslaan en vooral rekenen met geografische gegevens veel efficiënter en sneller is indien die gegevens in aparte, binaire formaten worden opgeslagen.

De geografie van het NWB

Het NWB is een vectorbestand. Bij vectordata worden de locaties van de individuele objecten beschreven middels punten, lijnen of vlakken. Hoewel een weg in de werkelijkheid bestaat uit verschillende verhardingsvlakken, is het NWB slechts opgebouwd uit puntobjecten (hectopunten) en lijnobjecten (juncties en wegvakken).
Een puntobject wordt voorgesteld door één enkel coördinaat. Ieder lijnobject bestaat uit minimaal twee met elkaar verbonden coördinaten; het begin- en eindpunt van het lijnstuk (de juncties). Indien een lijnstuk méér dan twee coördinaten bevat, dan worden de tussenliggende coördinaten vertices genoemd. Hoe méér vertices, des te nauwkeuriger de lijn de werkelijkheid kan benaderen.
Voor de vastlegging van de geografie van het NWB wordt gebruik gemaakt van het in Nederland gebruikelijke Rijksdriehoekcoördinatenstelsel (RD New – EPSG:28992).

  • Iedere weg die in het NWB is opgenomen wordt gerepresenteerd door een lijn die in het midden van de weg is gepositioneerd (specifieker: in het midden van een aaneengesloten verharding die deel uitmaakt van de voor het wegverkeer toegestane ruimte).
  • De gedigitaliseerde lijnen mogen een afwijking hebben van 1 meter naar links of 1 meter naar rechts.
  • Wanneer een weg gescheiden rijbanen heeft, worden deze als aparte lijnen in het bestand verwerkt. Een weg wordt aangemerkt als een weg met gescheiden rijbanen als er over een lengte van minimaal 50 meter een fysieke scheiding tussen de verschillende rijbanen aanwezig is. Dit is met name het geval bij provinciale en rijkswegen en bij gemeentelijke wegen met middenbermen.

punten-lijnen-vertices.jpg

In rood de juncties van de verschillende NWB wegvakken, in zwart de vertices en in groen de puntobjecten van het hectopunten bestand.

Wegvakken

Elke weg in het nationaal wegenbestand is opgedeeld in één of meerdere wegvakken. Een wegvak is het kleinste functionele en administratieve stukje weg dat er binnen een wegennet kan worden onderscheiden. Op een wegvak kan alleen heen en weer gereden worden, er kan geen verkeer op en af, behalve aan het begin of einde van het wegvak. Elk wegvak loopt altijd van een begin- naar een eindjunctie en kent een positieve en een negatieve richting (de geometrische richting). Een wegvak mag nooit beginnen en eindigen met één en dezelfde junctie. Indien een wegvak een kenmerk heeft (bijvoorbeeld een straatnaam of een wegnummer), geldt dit voor het hele wegvak.

In dit hoofdstuk is meer detail informatie te vinden over de wegvakken van het NWB.

Juncties

Een junctie is te kwalificeren als het begin- of eindpunt van één of meer wegvakken. In het algemeen komen juncties alleen voor op locaties waar het wegennetwerk zich splitst (bij de samenkomst van drie of meer wegvakken) of aan het einde van een doodlopende weg.
Juncties die slechts twee wegvakken begrenzen komen slechts onder bepaalde voorwaarden voor. Verandering van een eigenschap binnen een wegvak resulteert in de splitsing van dat wegvak in twee (of meerdere) nieuwe wegvakken. Zo komen er juncties voor bij gemeentegrenzen, provinciegrenzen, wegbeheergrenzen en bij bepaalde specifieke kenmerkwijzigingen.

In dit hoofdstuk is meer detail informatie te vinden over juncties.

Hectopunten

Hectometerborden worden langs de weg geplaatst om een eenduidige locatieaanduiding mogelijk te maken. Die locatieaanduiding heeft zowel een administratieve functie (bijvoorbeeld als referentie voor beheer en onderhoud) alsook een functie voor het melden van incidenten en ongevallen.
Het objecttype hectopunt zoals dat in het NWB is opgenomen, is een puntobject (één XY-coordinaat) dat niet exact identiek is aan de locatie van een fysiek hectometerbordje dat je in de wegberm aantreft, maar een abstractie daarvan; namelijk de loodrechte projectie op het betreffende wegvak.

In dit hoofdstuk wordt nader toegelicht hoe hectopunten in het NWB worden geregistreerd.

Geografische attributen

In het NWB zijn de geografische basisobjecten 'wegvak' en 'junctie' onlosmakelijk met elkaar verbonden; ze kunnen niet zonder elkaar bestaan. Juncties en wegvakken definiëren samen de geografie en topologie van het wegennetwerk. Om de verschillende wegkenmerken eenvoudig te kunnen koppelen aan de geografische objecten zijn in het NWB een aantal geografische attributen opgenomen.

De geografische attributen worden vanwege hun specifieke karakter in een apart hoofdstuk behandeld

Overige attributen

Het NWB-Wegen voorziet in meerdere attributen die een wegvak kenmerken. Deze attributen definiëren het wegvak, maar zijn niet per definitie uniek voor het wegvak. Ze verschillen van de geografische attributen door hun onafhankelijkheid ten opzichte van de wegvakken en juncties.

De verschillende attributen worden in dit hoofdstuk nader toegelicht.

Ga terug naar de vorige pagina