Ga naar inhoud

Aanvullende locatiereferentie

Weg en rijbaan

Naast de geografische en/of netwerk gerelateerd beschrijving van de locatie van een gebeurtenis, is er in bepaalde gevallen meer informatie beschikbaar over de plaats van de gebeurtenis. Denk hierbij aan informatie als verbindingsweg of parallelbaan, op een brug of in een tunnel. Daar waar mogelijk zal deze informatie worden opgenomen in de situatiebeschrijving zoals deze door DATEX II wordt gehanteerd. Voorbeelden hiervan zijn situaties als damagedTunnel en vehicleStuckUnderBridge.

Als de DATEX II situatie niet eenduidig genoeg aangeeft waarop de gebeurtenis van toepassing is, wordt waar mogelijk aanvullende informatie opgenomen in een (optioneel) element. Een voorbeeld hiervan zijn berichten over werkzaamheden. Het aantal verschillende soorten werkzaamheden is beperkt gehouden. Wel is het mogelijk gemaakt om één of meerdere beschrijvingen op te nemen waaraan gewerkt wordt. Voorbeelden hiervan zijn crashBarrier en tollGate.

Tot slot komt het voor dat voorgaande opties niet toe te passen zijn en er aanvullende informatie nodig is om de gebeurtenis juist te beschrijven. In dit geval wordt niet de gebeurtenis maar de locatiebeschrijving uitgebreid met aanvullende informatie. Toevoegingen die hierbij worden gebruikt zijn bijvoorbeeld inTunnel, onBridge en onLevelCrossing (spoorwegovergang) voor plaatsbeschrijving en parallelCarriageway of busLane voor baan- of strookbeschrijving.

Aanvullende informatie over weg en rijbaan wordt in DATEX II is opgenomen in het element supplementaryPositionalDescription in v2.3 of supplementaryPositionalDescription in v3.

Rijstrook

De volgende richtlijnen dienen gebruikt te worden bij het benoemen van rijstroken:

  1. Stroken, behalve bus-, wissel- en vluchtstroken, worden in volgorde vanuit de weg oriëntatie lijn (WOL) aangeduid met de waarden lane1, lane2, lane3 … lane9. Gezien vanuit de weggebruiker is rijstrook 1 dus uiterst links;
  2. In afwijking van het gestelde in (1) wordt een spitsstrook die ter linkerzijde van de rijbaan erbij komt aangeduid met de waarde rushHourLane;
  3. Een busstrook wordt in alle gevallen aangeduid met busLane;
  4. Een wisselstrook wordt in alle gevallen aangeduid met tidalFlowLane;
  5. Een vluchtstrook, waarover informatie beschikbaar is wordt aangeduid als hardShoulder;
  6. Indien bedoeld wordt de gehele rijbaan aan te duiden, wordt gebruik gemaakt van de waarde allLanesCompleteCarriageWay.

Alle overige, vanuit DATEX II toegestane, waarden voor rijstrookaanduiding zijn binnen het Nederlandse profiel DATEX II niet toegestaan.

Het idee hierachter is dat het gebruik van de strooknummers (t.o.v. weg oriëntatie lijn (WOL)) in de meeste gevallen een herleidbare strookaanduiding oplevert. Iets dat voor bijvoorbeeld leftLane of lefthandturningLane niet geldt, omdat deze niet genummerd opgenomen zijn. Om de strooknummering voor een rijbaan steeds zoveel mogelijk te behouden, worden bijkomende stroken zoveel mogelijk anders benoemd. Zie hier de reden voor het gebruik van rushHourLane (een bijkomende spitsstrook strook1 worden, waardoor de "doorgaande" strook eerst lane1, dan lane2 en vervolgens weer lane1 zou worden).

De overige namen vinden hun oorsprong in het feit dat ze ofwel (in principe) niet voor normaal verkeer gebruikt worden (busLane, hardShoulder), ofwel dat er onduidelijkheid zou kunnen zijn over de ligging van de WOL (tidalFlowLane).

Voorbeelden:

Voorbeelden rijstroken

Aanvullende informatie over rijstroken wordt in DATEX II is opgenomen in het element supplementaryPositionalDescription in v2.3 of supplementaryPositionalDescription in v3 èn measurementSpecificCharacteristics in v2.3 of measurementSpecificCharacteristics in v3 .

Ga terug naar de vorige pagina