Ga naar inhoud

Wegkenmerkendatabase voor wegbreedtes

In deze wegkenmerkendatabase worden de wegbreedtes van alle wegen in het NWB weergegeven. Er wordt per NWB wegvak aangegeven wat de mediane breedte is, de minimale breedte en de maximale breedte. De mediaan van de breedte van de weg geeft de breedte weer die voor het grootste deel van het wegvak ook de daadwerkelijke breedte is. Ook wordt er in het bestand aangegeven of er een versmallingsbord aanwezig is op het wegvak en of er ook wegversmalling aanwezig is.

De wegbreedte van een wegvak wordt bepaald met de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Dit geldt voor alle wegen behalve de Rijkswegen. Dit betekent ook dat de breedte wordt bepaald van kant tot kant en dat het de gehele breedte van het verhardingsvlak van de weg betreft. Voor de rijkswegen is de breedte bepaald door het Digitaal Topografisch Bestand (DTB) van Rijkswaterstaat te gebruiken. De breedte die bepaald is voor de Rijkswegen, is de breedte tussen de verflijnen. Dit betekent dat bijvoorbeeld vluchtstroken en redresseerstroken niet tot de wegbreedte worden gerekend.

De wegversmallingen en de bijbehorende verkeersborden zijn overgenomen uit het verkeersbordenbestand dat bij NDW beschikbaar wordt gesteld.

Vulling van de WKD voor wegbreedtes en informatiebronnen

Er worden diverse informatiebronnen gebruikt bij het bepalen van de wegbreedte. Het gaat om de BGT, DTB en het verkeersbordenbestand. Van al deze informatiebronnen wordt uitgelegd hoe deze worden gebruikt.

BGT
De wegbreedte van alle wegen, behalve de Rijkswegen is bepaald aan de hand van de BGT. Om de 10 meter zijn scanlijnen haaks op de NWB wegvakken gelegd. Van deze scanlijnen wordt vervolgens bepaald waar het begin en het eind van het bijbehorende BGT wegvlak liggen en zo wordt voor elke scanlijn de lengte bepaald. De lengte van de scanlijn geeft dan de breedte van de weg weer op het punt van de scanlijn. Dit is hieronder weergegeven in de figuur. De ondergrond is de BGT. De rode lijnen geven het NWB weer en de blauwe pijlen zijn de gegenereerde scanlijnen.

image7

Per wegvak wordt vervolgens door alle scanlijnen in een wegvak te nemen, bepaald wat de mediaan, het minimum en het maximum is.

De volgende figuur laat met groene stippellijnen zien wat de mediaan van de breedte is van een wegvak. De rode lijnen geven het NWB weer en de roze vlakken zijn de oppervlaktes van het verhardingsvlak van de wegen.

image8

Niet alle scanlijnen tellen mee bij het bepalen van de mediaan, het minimum en het maximum. Dat heeft de volgende oorzaken:

  • Scanlijnen om de 10 meter worden meegenomen. Scanlijnen op vormpunten worden niet meegenomen;
  • Scanlijnen die binnen 10 meter van het begin of eind van een wegvak liggen vallen af (als het wegvak > 30 meter lang is);
  • Scanlijnen die binnen 7 meter van het begin of eind van een wegvak liggen vallen af (als het wegvak < 30 meter lang is);
  • Scanlijnen die binnen een kruisingsvlak liggen worden niet meegenomen;
  • Scanlijnen die het bijbehorende BGT-vlak niet of niet geheel doorsnijden vallen af;
  • Scanlijnen die het BGT-vlak schuin doorsnijden vallen af;
  • Scanlijnen die ook een ander NWB-wegvak doorsnijden, worden niet meegenomen;
  • Scanlijnen die voorbij een ander NWB-wegvak liggen, worden niet meegenomen;
  • Scanlijnen die voorbij een verkeerseiland of berm liggen, worden niet meegenomen;
  • Scanlijnen die in een BGT-vlak liggen met een andere functie (bijvoorbeeld fietspad in plaats van weg voor langzaamverkeer) worden niet meegenomen.

Doordat niet alle scanlijnen meegenomen kunnen worden, zal niet voor elk NWB-wegvak een mediaan, minimum en maximum kunnen worden bepaald. Vooral bij korte wegvakken zal dit vaker optreden.

Waarom is er gekozen voor de mediaan van een NWB-wegvak en niet voor het gemiddelde van de breedte?

Het blijkt dat de mediaan een betere weergave geeft van de wegbreedte dan het gemiddelde. Dit komt omdat de mediaan vaker de juiste breedte weergeeft dan het gemiddelde. De mediaan is de breedte die het meest voor komt op een wegvak. Het gemiddelde is heel erg afhankelijk van parkeervakken en andere verbredingen en versmallingen. Als die meegenomen zouden worden dan zou niet de meest voorkomende en geldende breedte van de weg worden bepaald. Zie ook het voorbeeld hieronder, waarin de groene stippellijnen de mediaan van de wegbreedte weergeven.

image9

DTB
Voor de rijkswegen is voor het bepalen van de wegbreedte gebruik gemaakt van het DTB. Het DTB bevat onder andere de belijning van de wegen. Deze belijning is gebruikt om de breedte van de wegen te bepalen. Voor de rijkswegen is de breedte van de weg dus tussen de belijning bepaald, dit in tegenstelling tot de breedte van de overige wegen, die bepaald zijn door het verhardingsvlak uit de BGT.

De blokmarkering wordt daarbij genegeerd, dus op het moment dat er een oprit of afrit begint, zal dit meetellen bij de breedte van de weg.

Er zijn scanlijnen getrokken om de 20 meter op de hoofdrijbaan. Op alle andere wegdelen, zoals op- en afritten, verbindingsbogen, etc. zijn scanlijnen om de 5 meter getrokken om de wegbreedte te bepalen.

Spitsstroken bestaan vaak uit vluchtstroken, die tijdelijk betrokken worden bij de rijbaan. De vluchtstrook is afgescheiden van de rijbaan met een doorgetrokken belijning en wordt daarom voor de breedtebepaling niet meegenomen. Plusstroken daarentegen zijn voorzien met een doorbroken belijning en worden daarom wel meegenomen.

Spitsstroken:

cid:image001.png@01D80E01.091F1DE0

Plusstroken:

cid:image002.png@01D80E01.22F509F0

De breedte is van verflijn tot verflijn bepaald. Dit levert breedteklassen op van de rijkswegen. Deze breedteklassen zijn bepaald aan de hand van de breedte van de rijkstroken. De breedte van een rijstrook is over het algemeen 3,5 meter en dit lijkt een zeer consistent beeld te zijn.

De volgende grafiek geeft de frequenties van de breedtes van de rijkswegen in meters.

cid:image002.png@01D7B3C2.0290F280

Op basis hiervan zijn de volgende breedteklassen bepaald:

  • < 5.25 m
  • 5.25-8.75 m
  • 8,75-12,25 m
  • 12,25-15,75 m
  • 15,75-19,25 m
  • 19.25-22.75 m
  • > 22.75 m

De breedtes van de rijkswegen zijn daarom bepaald per wegsegment, omdat de breedte in de loop van een wegvak kan veranderen doordat er een rijstrook afgaat of bijkomt. De bovengenoemde klassen zijn een zogenoemde trigger om een nieuw wegsegment te beginnen. In het WKD-bestand voor de rijkswegen zijn voor die segmenten geen breedteklassen weergegeven, maar de mediaan het minimum en het maximum. Net zoals dat voor het onderliggend wegennet is vastgesteld.

Wanneer de wegsegmenten met BST-code PST dusdanig kort zijn dat er geen breedte bepaald kan worden, dan worden de breedtes overgenomen van het aaneengesloten wegsegment van de desbetreffende afrit/toerit.

Verkeersborden
Het verkeersbordenbestand wordt gebruikt om aan te geven of er een versmallingbord en een versmalling aanwezig is op het betreffende wegvak. Bij versmallingsborden gaat het om de volgende typen borden:

image13

Er is in dit WKD-bestand niet aangegeven om welk type bord het gaat van de zes en wat de versmalling is en over welke lengte en richting dit geldt. Die informatie is aangegeven in het WKD-bestand voor Wegversmallingen.

Updatefrequentie

Eenmaal per maand wordt dus een NWB voor publicatie gegenereerd en beschikbaar gesteld. Tegelijkertijd wordt dan de bestaande WKD database gecorrigeerd voor de gewijzigde NWB wegvakken, de WKD is dus ook eenmaal per maand geactualiseerd beschikbaar.

Vanuit de bronbestanden wordt deze wegkenmerken database één keer in de twee maanden geupdate.

Attributen

Het WKD-bestand bevat een groot aantal attributen die hieronder beschreven worden:

Attribuut Omschrijving
BEGINDAT De eerste datum waarop het wegkenmerk geldig is. Dit is de datum waarop het wegkenmerk voor het eerst voorkomt of voor het laatst gemuteerd is.
WEGVAK_ID Het unieke nummer voor een Wegvak.
VAN Beginpunt van het wegvakdeel binnen het betreffende wegvak, van waaraf de maximum snelheid geldt (meter)
TOT Eindpunt van het wegvakdeel binnen het betreffende wegvak, tot waaraan de maximum snelheid geldt (meter)
BREEDTE De mediaan van alle breedtes (in meters) in een NWB wegvak in meters. De breedtes zijn bepaald met scanlijnen om de 10 meter, die de BGT-wegvlakken doorsnijden.
BRDT_MIN Het minimum van alle breedtes (in meters) in een NWB wegvak in meters. De breedtes zijn bepaald met scanlijnen om de 10 meter, die de BGT-wegvlakken doorsnijden.
BRDT_MAX Het maximum van alle breedtes (in meters) in een NWB wegvak in meters. De breedtes zijn bepaald met scanlijnen om de 10 meter, die de BGT-wegvlakken doorsnijden.
BETR De betrouwbaarheid van de bepaalde wegbreedtes. De mogelijke waarden zijn: Zeer Betrouwbaar, Betrouwbaar, Minder Betrouwbaar, Onbekend
BRON De bron waarmee de wegbreedte is bepaald. Bronnen zijn: DTB, BGT en onbekend.
VRSML_BRD Is er een versmallingsbord aanwezig in het wegvak, van het type C18, F5, F6, J17, J18 of J19. Mogelijke waarden zijn: ja, nee.
VRSML Is er een versmalling aanwezig in het wegvak. Mogelijke waarden zijn ja, nee. In de praktijk is het zo, dat als er voor het attribuut “Versmallingsbord” ja is ingevuld, er bij het attribuut “Versmalling” ook ja is ingevuld.

Een voorbeeld van het WKD-bestand is hierna weergegeven.

image14

Ga terug naar de vorige pagina